Met natuurkenner en natuurfotograaf Han Brinkcate
Een van de mooiste vogeltjes die we in Twente kunnen aantreffen is wel de putter of distelvink (Carduelis carduelis). Om te weten te komen of het om een mannetje of vrouwtje gaat kijkt u even naar het rode gezichtsmasker van beide seksen. Bij een mannetje loopt het rood door tot achter het oog en bij een vrouwtje stopt het rood voor het oog (zie foto boven een mannetje en foto onder een vrouwtje). Vooral na de broedtijd vliegen de putters in grote groepen op zoek naar voedsel en dan vooral zaden. Verleden najaar waren er in Twickel wel groepen met meer dan honderd individuen. Deze groepen putters vlogen allemaal op de uitgebloeide vol zaad zittende planten van de in het voorjaar ingezaaide bloemenranden langs bouw – en weilanden op het landgoed. De beide foto’s heb ik bij deze bloemenranden gemaakt. Af en toe zie je ook wel zwervende groepjes putters in steden. Let maar eens op, deze vliegen vaak op de zaden van bepaalde lavendelsoorten in tuinen en op braakliggende terreinen op de zaden van distels. Putters kun je trouwens ook mooi bewonderen bij ‘Dakhorst’, dit is een prachtig gedeelte van de natte doorbraak in de buurt van Enter/Ypelo. De beste tijd voor dit natuurgebied om de putters te bekijken is in het najaar, wanneer ook hier de distelzaden rijp zijn.

Zodra de zomer voorbij is zoeken de putters voer in familieverband en eten ze behalve dus distelzaden ook veel zaden van andere grote onkruidplanten. Ook met de putters is het aardig mis gegaan. Ook hier hebben veranderingen in de landbouw er voor gezorgd, dat hun onkruidplanten (zaden) sterk zijn afgenomen. Een ander heikel punt is, dat ze vroeger massaal werden gevangen om hun zang en prachtige kleuren. Ze waren als kooivogel dus zeer gewild, de Vogelwet uit 1936 maakte hier in Nederland pas echt een einde aan. Leuk om te weten is dat de naam putter voortkomt uit een kunstje, je kunt ze namelijk in hun kooitje water leren putten met een miniatuuremmertje. Leuk? Ik weet het niet. Ik heb net de zang al even genoemd, dit is een aaneenschakeling van ‘twiet – twiet – wiet – wiet – wiet’ en wordt ten gehore gebracht in de vlucht (tijdens het vliegen). Het mannetje gebruikt deze roep ook, zodra die overgaat om een territorium af te bakenen in grote stadstuinen, appelboomgaarden, af en toe in heggen of in open bossen. Hun paringsritueel vindt altijd in de omgeving van hun nest plaats. Met een iets uitgespreide en wat hangende vleugels, zwaait het mannetje op en neer en laat hierbij duidelijk zijn vel gele vleugelstrepen zien. Hun nest bouwen de putters in een goed vertakte boom en is erg mooi gemaakt van plantenresten, gras en mos. Het wordt gevoerd met plukjes wol en pluizen van zaadplanten.
Voor het boeken van lezingen: 06 12588958. Voor meer natuur kunt u kijken op www.hanbrinkcatenatuurfotografie.nl of www.hofweekblad.nl.