Terug in de tijd met natuurkenner en natuurfotograaf Han Brinkcate
Het ‘Hofweekblad’ heette toen ‘Deldens Weekblad’
Aflevering 21, 19 december 1990
Eigenlijk zijn het de grootste zangvogels die in Nederland voorkomen. Ook in het Twickelse bos en de omgeving kom je deze ‘kwajongens’ tegen. Ik heb het over kraaien. Hiertoe behoren de roek, de zwarte kraai (zie foto), de ekster, de kauw, de vlaamse gaai en ‘s winters de bonte kraai. Roeken lijken veel op zwarte kraaien. Hun verenpak is wat slordig en de snavelwortel van de roek is kaal. De roek is dol op zaden, in maisvelden kunnen ze grote schade aanrichten. Maar daarentegen doet de roek ook zeer veel goeds. Zo eten ze schadelijke insectenlarven en muizen. Eieren en jonge vogels eet de roek ten opzichte van andere kraaiachtigen niet. Merkwaardig is dat de kievit, de grutto, de scholekster, enz., geen roeken aanvallen, maar wel zwarte kraaien. Weidevogels zien het verschil beter dan menig mens.
De roek broedt in kolonies van 25 tot soms wel 2000 nesten. In maart, april worden de eieren gelegd. De zwarte kraai broedt solitair, deze soort leeft sterk paargebonden. Op slaapplaatsen en bij het zoeken naar voedsel zie je er meer bij elkaar. Zwarte kraaien zijn een stukje groter dan roeken. De zwarte kraai heeft een zeer groot ‘zondenregister’. Zo staan bijvoorbeeld jonge hazen op zijn menu. Deze worden op beestachtige wijze afgemaakt. Tevens rooft de zwarte kraai eieren en jongen van de kievit, wilde eend, reiger enz. Maar eigenlijk is deze kraai een alleseter: zaden, brood, kikkers, muizen, larven en noem maar op.
Toch doet de zwarte kraai ook nog wel iets goed, hij ruimt zieke en zwakke dieren op, maar dat is dan ook al het nuttige wat deze kraai doet. De toename van deze vogels heeft men zelf in de hand gewerkt. Dit door het gedeeltelijk uitroeien van zijn natuurlijke vijanden, zoals: marter, oehoe en slechtvalk. Vooral ‘s winters leven ze in grote groepen en struinen ze vuilnisbelten, weilanden en akkers af op zoek naar iets eetbaars. ‘s Avonds zoeken ze met zijn allen hun slaapplaats weer op. Het is een gigantisch schouwspel om te zien hoe iedere kraai zijn eigen stekje zoekt. De bonte kraai is een wintergast. Hij vertrekt pas in mei naar zijn broedgebied in het noorden (vooral Zweden). Daar, waar het broedgebied van de bonte kraai en zwarte kraai aan elkaar grenst, paren ze ook met elkaar. Bonte kraaien leven op de dezelfde manier als de zwarte kraai, ook wat voedsel betreft. Hetzelfde zou je kunnen zeggen van de kauw met zijn mooie grijze nek, de ekster en de vlaamse gaai. Ook al houden wij niet zo van deze vogels, ze zijn allemaal ongetwijfeld een radertje in het grote uurwerk dat natuur heet. Opmerking: in 1990 hete de vlaamse gaai gewoon vlaamse gaai. Nu in 2021 mogen wij deze vogel alleen nog maar gaai noemen. Ook de marter, oehoe en slechtvalk hebben zich 31 jaar later weer goed weten te handhaven.
Voor meer natuur kunt u ook kijken op www.hanbrinkcatenatuurfotografie.nl, of op www.hofweekblad.nl onder de button natuur.